numineus

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • nu·mi·neus
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen numineus numineuzer numineust
verbogen numineuze numineuzere numineuste
partitief numineus numineuzers -

Bijvoeglijk naamwoord

numineus

  1. (religie) ter plekke zin gevend aan het bestaan, direct verwijzend naar het goddelijke
    • Numineuze ervaringen zijn per definitie buitenredelijk. 
     Het Leven vinden wij niet in onszelf (het subjectieve), het is ook niet de weergave van wat anderen ervan gezien hebben, Bijbel, confessies (het schijnbaar objectieve) - om het Leven te zien moet het zich aan ons openbaren. Van beneden gezien draagt het een numineus karakter, verschrikt, daarom is het Leven in Christus in dit doodsgebied afgedaald om ons de visie van boven te geven, de liefde Gods, die redt.[3]
Hyperoniemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Meer informatie

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. numineus op website: Etymologiebank.nl
  2. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  3. Bronlink geraadpleegd op 15 december 2020 Weblink bron Kerk en Geestesleven : IIe Martiniconferentie. in: De Nederlander op Wikipedia, jrg. 31 nr. 9473 (17 september 1924), p. 3 kol. 2