nonchalant
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: nonchalant (hulp, bestand)
- IPA: / ˌnɔ̃ʃaˈlɑnt / (3 lettergrepen)
Woordafbreking
- non·cha·lant
Woordherkomst en -opbouw
- van Frans nonchalant, in de betekenis van ‘achteloos’ aangetroffen vanaf 1650 [1]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | nonchalant | nonchalanter | nonchalantst |
verbogen | nonchalante | nonchalantere | nonchalantste |
partitief | nonchalants | nonchalanters | - |
Bijvoeglijk naamwoord
nonchalant
- achteloos, onbekommerd
- Het is wel een zeer nonchalante jongen.
- ▸ Oom Carl Lauritz gedroeg zich als de nogal nonchalante wereldwijze gastheer die hij was en bood de nieuw gearriveerden champagne aan, ook deze keer in de kunstzinnig ingewikkelde glazen waar je bijna onmogelijk uit kon drinken zonder te morsen.[2]
Vertalingen
1. achteloos, onbekommerd
Gangbaarheid
- Het woord nonchalant staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "nonchalant" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[3] |
Verwijzingen
- ↑ "nonchalant" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“De tweede doodzonde” (2020), Uitgeverij Prometheus, ISBN 9789044645149
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 10
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 3 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Bijvoeglijk naamwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 97 %
- Prevalentie Vlaanderen 100 %