nihilist

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ni·hi·list
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord nihilist nihilisten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

nihilist m

  1. (filosofie) zelfstandig denker die vindt dat voor werkelijke verbetering dingen die nu waardevol worden gevonden eerst tot niets moet worden teruggebracht en daarom niet buigt voor autoriteit of principe, ook niet als deze autoriteit of dit principe algemeen aanvaard is
    • Wel heeft hij, denkt hij, een mechanisme om met tegenslag om te gaan: een gematigd rationalisme. Een filosoof zoekt te begrijpen, híj onderzoekt vooral de grenzen van het denkvermogen. En de uitdaging die mysteries voor dat denken zijn. ‘Over religie zei Rik Torfs in columns mooie dingen, maar ik had er grote moeite mee toen hij opperde dat zelfs wetenschap relatief is. Zoals ik ook niet van fundamentalisten en nihilisten moet weten. Dat is een abdicatie van het denken. Nietzsche heeft erg mooie teksten geschreven, maar ik vind het meeste ervan, al zeker zijn politieke ideeën, klinkklare onzin.’ [3] 
    • Ik zie mezelf absoluut niet als activist, ben meer een beschouwer. Het is belangrijk te proberen dingen te doorgronden in plaats van een uitgesproken mening te verkondigen en campagne te voeren. Maar dan krijg je al snel - dat heb ik ook ondervonden - het verwijt nihilist te zijn, of relativist, iemand die nergens in gelooft. Dat is een misvatting. ' [4] 
  2. student die geen lid is van een studenten vereniging
Hyperoniemen
Antoniemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

91 % van de Nederlanders;
90 % van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. nihilist op website: Etymologiebank.nl
  3. de Standaard ZATERDAG 17 JUNI 2017
  4. Volkskrant Arie Elshout 18 december 2013,
  5. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be