vrijdenker

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

maandblad van de Nederlandse vrijdenkersvereniging De Vrije Gedachte
Uitspraak
Woordafbreking
  • vrij·den·ker
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord vrijdenker vrijdenkers
verkleinwoord vrijdenkertje vrijdenkertjes

Zelfstandig naamwoord

vrijdenker m [3]

  1. iemand die iedere vorm van dogmatiek afwijst en met name iedere vorm van dogmatisch geloof
    • De Duitse nationalistische partij Alternative für Deutschland (AfD) gaat aan de haal met de Nederlandse vrijdenker en humanist Erasmus van Rotterdam.[4] 
    • Als Fauzia Ilyas (27) na een huwelijk van vijf jaar zowel haar man als de islam de rug toekeert, verandert haar leven compleet. Ze verliest haar dochtertje en vriendinnen en wordt door familie met de dood bedreigd. Vanavond vertelt ze haar verhaal in de docu Ongelovig. Vrijdenkers op de vlucht.[5] 
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

96 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[6]

Meer informatie

Verwijzingen