neerhof

Uit WikiWoordenboek


Nederlands

Model van een Groninger borg met twee neerhoven
Uitspraak
Woordafbreking
  • neer·hof
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord neerhof neerhoven
verkleinwoord neerhofje neerhofjes

Zelfstandig naamwoord

neerhof o [2]

  1. een voorgebouw van een feodaal huis zoals een kasteel, borg, havezate of state
    • Omstreeks 1730 verplaatste men de ingang van het kasteel naar de middenvleugel aan de zuidkant, tussen de twee middentorens. Een sober hardstenen portaal in Lodewijk XV-stijl vormde met een bovenbouwwerk de omlijsting. De twee poorten van het neerhof en de inrij in de westelijke en oostelijke hoek ten zuiden van het kasteel, werden gebouwd en met een typisch mansart-dak afgedekt4. [3] 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

16 % van de Nederlanders;
81 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. neerhof op website: Etymologiebank.nl
  2. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  3. Michiel de Bruyne Vlaanderen. Jaargang 20 Rumbeke
  4. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be