nasnede

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • na·sne·de
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord nasnede nasnedes
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

nasnede v/m

  1. tweede keer dat men een gewas zoals gras of klaver oogst
     Bij zijn eerste oogst in 2012 haalde hij netto ruim 1800 kilogram zaad per hectare en dat in combinatie met een goede prijs, acht ton hooi en een forse nasnede.[1]
Synoniemen

Gangbaarheid

50 % van de Nederlanders;
52 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 2 augustus 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Melkveehouder John Dekker gestart met graszaadteelt voor Barenbrug” op barenbrug.nl
  2. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be