nagras
Niet te verwarren met: Nagra, några |
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- na·gras
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | nagras | nagrassen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
nagras o
- (landbouw) gras dat op een weide groeit waarvan al eerder in het jaar het hooi is geoogst
- Etgroen, etgras of nagras is het tweede grasgewas dat na het maaien van het eerste opschiet. [2]
- (figuurlijk) het overschot; nawoord
- ▸ Dinsdag trof ik in Puntkomma de recensie van ”Eb” aan, de prachtige roman van Rebekka Bremmer die een dag uit het wachtende leven van vissersvrouw Geeske beschrijft. Lees die bespreking –het gras– vooral. Maar voor fervente grazers hierbij nog wat nagras.[3]
Synoniemen
Vertalingen
1. gras na het maaien in het vorige seizoen
Gangbaarheid
- Het woord nagras staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "nagras" herkend door:
17 % | van de Nederlanders; |
25 % | van de Vlamingen.[4] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Lieske, T."Poëziekroniek" in: Tirade. 298 jrg. 29 nr. 3 (mei/juni 1985) G.A. van Oorschot, Amsterdam; p. 371; geraadpleegd 2019-09-08
- ↑ Weblink bron 23-06-2012“Nagras” (Christine Stam-van Gent), Reformatorisch Dagblad
- ↑ Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 6
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 2 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Samenstelling in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Landbouw in het Nederlands
- Figuurlijk in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 17 %
- Prevalentie Vlaanderen 25 %