nada

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • na·da
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Spaans, in de betekenis van ‘tussenwerpsel: niets’ voor het eerst aangetroffen in 1989 [1]
  • van Spaans nada

Tussenwerpsel

nada

  1. niets
    • Drie uur zwoegen, en wat leverde het op? Niets, noppes, nada, niente. 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

Verwijzingen


Portugees

Onbepaald voornaamwoord

nada

  1. niets


Spaans

Uitspraak
Woordafbreking
  • na·da

Onbepaald voornaamwoord

nada

  1. niets
Antoniemen

Werkwoord

vervoeging van
nadar

nada

  1. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van nadar
  2. gebiedende wijs (bevestigend) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van nadar
Overerving en ontlening