nabloei
- na·bloei
- samenstelling van na en bloei zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | nabloei | - |
verkleinwoord | - | - |
nabloei m
- langer dan normaal voortgezette bloei
- uitloop van culturele en kunstverschijnselen na een bloeitijd
vervoeging van |
---|
nabloeien |
nabloei
- (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van nabloeien
- ... dat ik nabloei.
- Het woord nabloei staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "nabloei" herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be