nabloei

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • na·bloei
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord nabloei -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

nabloei m

  1. langer dan normaal voortgezette bloei
  2. uitloop van culturele en kunstverschijnselen na een bloeitijd

Werkwoord

vervoeging van
nabloeien

nabloei

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van nabloeien
    • ... dat ik nabloei. 

Gangbaarheid

96 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be