mete

Angelsaksisch

Uitspraak

• IPA: /mete/

Woordherkomst en -opbouw

• Afgeleid van het Proto-Germaanse *matiz

Zelfstandig naamwoord

mete m

1. voedsel

Schrijfwijzen

• met
• mett

Middelengels

Uitspraak

• IPA: /mɛːt/, /mɛːtə/, /mɛt/

Woordherkomst en -opbouw

• Afgeleid van het Angelsaksische mete

Zelfstandig naamwoord

mete

1. voedsel; dat wat gegeten kan worden

Schrijfwijzen

• mæte
• meet
• meete
• mette

Oudfries

Woordherkomst en -opbouw

• Afgeleid van het Proto-Germaanse *matiz

Zelfstandig naamwoord

mete

1. voedsel

Schrijfwijzen

• meit
• met

Spaans

Werkwoord

vervoeging van
meter

mete

1. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van meter
2. gebiedende wijs (bevestigend) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van meter

Tsjechisch

Uitspraak

• IPA: /mɛtɛ/

Woordafbreking

• me·te

Zelfstandig naamwoord

mete

1. vocatief enkelvoud van met

Werkwoord

mete

1. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd aantonende wijs van het imperfectieve werkwoord mést

Paroniemen

• mele