messenkoker
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: messenkoker (hulp, bestand)
- IPA: / ˈmɛsə(n)ˌkokər / (4 lettergrepen)
Woordafbreking
- mes·sen·ko·ker
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | messenkoker | messenkokers |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de messenkoker m
- huls voor een of meer snijwerktuigen
- 'k 'Em èrepels gekroje vor Timmers, antwoordde Fons met een schichtige blik op de rammelende messenkoker van de slachter. [1]
Gangbaarheid
- Het woord 'messenkoker' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Jong, A.M. deMerijntje Gijzen's jeugd: Onnozele kinderen. Deel 3. 3e druk (1927) Em. Querido's Uitgeverij, Amsterdam; p. 202; geraadpleegd 2019-07-10
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 11
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 4 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Invoegsel -en- in het Nederlands
- Samenstelling in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Niet in Woordenlijst Nederlandse Taal