memorie
Uiterlijk
- me·mo·rie
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘geheugen’ voor het eerst aangetroffen in 1290 [1]
- Ontleend aan het Oudfrans memorie.[2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | memorie | memories |
verkleinwoord | - | - |
- herinnering
- verhandeling over een bepaald onderwerp
- conclusie geschreven door een advocaat bij de hoogste rechtsprekende instantie (Hof van Cassatie of Hoge Raad)
- contramemorie
- memorie van antwoord
- memorie van wederantwoord
- memorieel
- Het woord memorie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "memorie" herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen.[5] |
- ↑ "memorie" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ memorie op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be