meerkol

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • meer·kol
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord meerkol meerkollen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de meerkolm

  1. (zangvogels) bepaald soort kraaiachtige vogel, Garrulus glandarius op Wikispecies
  2. (kraanvogelachtigen) bepaald soort watervogel, Fulica atra op Wikispecies
Synoniemen

Gangbaarheid

34 % van de Nederlanders;
40 % van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Verwijzingen