Naar inhoud springen

maxima

Uit WikiWoordenboek
Versie door Zatev (overleg | bijdragen) op 13 aug 2019 om 14:45 (+ ces)
  • maxi·ma

de maximamv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord maximum
93 % van de Nederlanders;
93 % van de Vlamingen.[1]


  • IPA: /maksɪma/
  • ma·xi·ma

maxima

  1. genitief enkelvoud van [[maximum#{{|no=1}}|maximum]][[Categorie:Zelfstandignaamwoordsvorm in het {{|no=1}}]]
  2. nominatief meervoud van [[maximum#{{|no=1}}|maximum]][[Categorie:Zelfstandignaamwoordsvorm in het {{|no=1}}]]
  3. accusatief meervoud van [[maximum#{{|no=1}}|maximum]][[Categorie:Zelfstandignaamwoordsvorm in het {{|no=1}}]]
  4. vocatief meervoud van [[maximum#{{|no=1}}|maximum]][[Categorie:Zelfstandignaamwoordsvorm in het {{|no=1}}]]
  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be