Naar inhoud springen

marktdag

Uit WikiWoordenboek
Versie door Snorrebot (overleg | bijdragen) op 13 jun 2019 om 02:17 (→‎top: vervanging sjabloon samenstelling)

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • markt·dag
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord marktdag marktdagen
verkleinwoord marktdagje marktdagjes

Zelfstandig naamwoord

marktdag m

  1. dag waarop markt gehouden wordt
    • 's woensdags is het altijd marktdag in. 
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[1]
  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be