maatje

Uit WikiWoordenboek
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ma·tje

Zelfstandig naamwoord

maatje o

  1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord maat
Woordafbreking
  • maat·je
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord maatje maatjes
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

maatje o dim. tant.

  1. vriendje
  2. inhoudsmaat van 0,1 liter
  3. maatjesharing
Verwante begrippen
Overerving en ontlening

Zelfstandig naamwoord

maatje o

  1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord maat
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen