trainingsmaatje
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- trai·nings·maat·je
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van training en maatje met het invoegsel -s-
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | ||
verkleinwoord | trainingsmaatje | trainingsmaatjes |
Zelfstandig naamwoord
het trainingsmaatje o dim. tant.
- iemand waarmee je samen traint
Gangbaarheid
- Het woord trainingsmaatje staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.