losbandig
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- los·ban·dig
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘ongeregeld’ voor het eerst aangetroffen in 1698 [1]
- Samenstellende afleiding van los en band met het achtervoegsel -ig [2]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | losbandig | losbandiger | losbandigst |
verbogen | losbandige | losbandigere | losbandigste |
partitief | losbandigs | losbandigers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
losbandig [3]
- zich niet veel gelegen laten liggen aan (morele) regels, voorschriften of gewoonten
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord losbandig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "losbandig" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[4] |
Verwijzingen
- ↑ "losbandig" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ losbandig op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be