loontrekkende

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • loon·trek·ken·de
Woordherkomst en -opbouw

Bijvoeglijk naamwoord

loontrekkende

  1. verbogen vorm van de stellende trap van loontrekkend
enkelvoud meervoud
naamwoord loontrekkende loontrekkenden
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de loontrekkendev / m

  1. iemand die tegen betaling in dienst is bij een baas
    • Bijkomend voordeel is dat de discriminatie tussen loontrekkenden en zelfstandigen ofwel tussen pensioen- en lijfrentepremies verdwijnt.  [1]
Synoniemen

Gangbaarheid

90 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen