loontrekkende
Uiterlijk
- Geluid: loontrekkende (hulp, bestand)
- IPA: / ˈlontrɛkəndə / (4 lettergrepen)
- loon·trek·ken·de
- loontrekkend met de uitgang -e
- loontrekkend met het achtervoegsel -e
loontrekkende
- verbogen vorm van de stellende trap van loontrekkend
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | loontrekkende | loontrekkenden |
verkleinwoord | - | - |
- iemand die tegen betaling in dienst is bij een baas
- Bijkomend voordeel is dat de discriminatie tussen loontrekkenden en zelfstandigen ofwel tussen pensioen- en lijfrentepremies verdwijnt. [1]
- Het woord loontrekkende staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "loontrekkende" herkend door:
90 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Roos, L.Beperk aftrek pensioenpremies bij topinkomens (19 maart 2007) op website: nrc.nl; geraadpleegd 2017-06-12
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 13
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 4 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Achtervoegsel -e in het Nederlands
- Bijvoeglijknaamwoordsvorm in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 90 %
- Prevalentie Vlaanderen 100 %