loontrekkend

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • loon·trek·kend
Woordherkomst en -opbouw
stellend
onverbogen loontrekkend
verbogen loontrekkende
partitief loontrekkends

Bijvoeglijk naamwoord

loontrekkend

  1. tegen periodieke betaling in dienst bij een baas
    • Die investeringen zorgen voor een enorme schuldenlast en de koopkracht van de loontrekkende Libanezen gaat er snel op achteruit.  [2]
  2. (verouderd) wegens vroegere of toekomstige diensten een periodieke vergoeding ontvangend
    • Als hij van zich zegt, dat hij geen Profeet of Prefeten-zoon was, bedoelt hij alleen, dat hij niet gelijk was aan de loontrekkende Profeten van Beth-el, die dit als een winstgevend ambt van hunne vaders overerfden. [3]
Verwante begrippen

Gangbaarheid

Verwijzingen