lolmaker

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • lol·ma·ker
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord lolmaker lolmakers
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de lolmakerm

  1. (persoon) iemand die veel plezier maakt
     Overal bij - als er pret viel te maken - ondanks zijn jonge leeftijd een eerste liefhebber van wijntje en Trijntje. Of hij dat van zijn vaar had? Een prachtstuk van een lolmaker, dat was hij gewis.[2]
Synoniemen
Verwante begrippen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink geraadpleegd op 27 mei 2023 Weblink bron
    C.J. Kelk
    “Jan Steen.” (1932), De Spieghel, Amsterdam / Het Kompas, Mechelen, p. 97