lijkenpikker

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

lijkenpikkers
Uitspraak
Woordafbreking
  • lij·ken·pik·ker
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord lijkenpikker lijkenpikkers
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de lijkenpikkerm

  1. iemand die voordeel behaalt uit de ellende van iemand anders
    • Enkele weken nadat Delhaize en de vakbonden een sociaal akkoord hadden bereikt over de herstructurering bij de supermarktketen, raakte bekend dat de nettowinst van het bedrijf in 2014 gehalveerd was tot 89 miljoen euro. Het dividend voor de aandeelhouders steeg wel met 3 procent ten opzichte van het vorige jaar, tot 1,60 euro per aandeel. Voor de bediendebond was dit moeilijk te slikken, en dat lieten ze maandag ook blijken aan de hoofdzetel van Delhaize: ‘Aandeelhouders, lijkenpikkers’, riep een vijftigtal actievoerders.[3] 
    • De lijkenpikker van de financiële markten, wordt hij wel genoemd. En het fonds waarmee Kenneth Dart in de schuldenlast van wankelende economieën belegt, Emerging Markets Ltd., staat bekend als een aasgierenfonds..... [4] 
  2. (beroep) (verouderd) iemand die doden ophaalt en begraaft
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

90 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen

  1. lijkenpikker op website: Etymologiebank.nl
  2. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  3. De Standaard 09/03/2015 door Wle
  4. Volkskrant Olav Velthuis 14 januari 2005
  5. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be