liefdeblijk

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • lief·de·blijk
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord liefdeblijk liefdeblijken
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

liefdeblijk m/o [1]

  1. uiting van genegenheid
     Van deernis met hem, die verbannen werd om een al te oprecht liefdeblijk, sprongen de tranen hem in de ogen, maar dadelijk klaarde zijn gezicht ook weer op bij het denkbeeld dat zijn uiting van aanhankelijkheid, met enkele boekels, deze vorst zo welgevallig mocht zijn dat Zijne Majesteit haar vervolgens aan alle mensen voorschreef.[2]
     Omdat liefde nooit blind kan zijn, moeten Westerse christenen in hun liefde tot Oost-Europese christenen nooit lukraak hulp bieden, maar liefdeblijken altijd in het kader van Gods koninkrijk stellen, aldus de predikant.[3]
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Gewassen vlees” op Wikipedia (2014), Em. Querido's Uitgeverij op Wikipedia, ISBN 9789021436173
  3. Bronlink geraadpleegd op 10 mei 2022 Weblink bron “Conferentie over hulp aan Oost-Europa: Wederkerigheid van groot belang” (13 oktober 2017), Reformatorisch Dagblad