levenssap

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • le·vens·sap
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord levenssap levenssappen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het levenssapo

  1. de vloeistoffen die horen bij een levend organisme
    • ‘Dit is een heel verdrietig bos”, zegt Peter Wohlleben, boswachter uit Duitsland. Hij schudt zijn hoofd meewarig. Misschien hadden we beter niet kunnen lunchen in een restaurant aan het Amsterdamse Bos. Dit bos, aangelegd door werklozen rond 1930, is geen bos, maar een ziekenboeg. Verweesde populieren, kwijnende berken, eenzame eiken in doodsstrijd. En dan ook nog, tegenover het restaurant waar we lunchen: klimpark Fun Forest. Aan de beukenstammen zijn touwen, ladders en bruggen geschroefd, waarlangs kinderen kunnen klimmen. Zie de straaltjes vocht sijpelen uit de gaten die in de boombasten zijn geslagen. Levenssap. Bomenbloed. Dit is geen speelbos, dit is een martelplaats. [2] 
    • Zo’n klagen vinden wij ook in Psalm 6: „Zijt mij genadig, Heere, want ik ben verzwakt; genees mij, Heere, want mijn beenderen zijn verschrikt. Ja, mijn ziel is zeer verschrikt; en Gij, Heere, hoe lange?” Tot zulk ernstig zuchten komt men doorgaans spoedig in geestelijke aanvechtingen, en hoe langer deze aanhouden, des te zwaarder schijnen zij ons, zodat wij zelfs beginnen te vrezen dat zij eeuwig zullen duren. Dan beginnen wij te weeklagen, zodat levenssap en kracht, merg en been verteerd worden (Ps. 32). [3] 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

92 % van de Nederlanders;
91 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Rinskje Koelewijn 9 april 2016 Spijt van elke boom die hij heeft vermoord
  3. Reformatorisch Dagblad 05-08-2015 Meditatie Hoop op God
  4. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be