levensgevaar

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • le·vens·ge·vaar
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord levensgevaar levensgevaren
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

het levensgevaaro

  1. omstandigheden die dreigen de dood ten gevolge te hebben
    • Na dat ongeluk verkeerde hij enige tijd in levensgevaar. 
     Bij het ongeluk waardoor gisteravond twee militairen zwaargewond raakten op vliegbasis Leeuwarden, was een vorkheftruck betrokken. Het ongeluk gebeurde op een feest van een squadron van de luchtmacht. Ze zijn vannacht geopereerd en buiten levensgevaar, zegt een woordvoerder van de marechaussee.[1]
     In de historische binnenstad van het Duitse Munster is de bestuurder van een bestelbusje op een groep mensen op een caféterras ingereden. Daarbij zijn twee doden gevallen. Twintig mensen raakten gewond, van wie zes zwaargewond. Een onbekend aantal verkeert in levensgevaar. Onder de gewonden is ook een Nederlandse vrouw; zij is met lichte verwondingen naar het ziekenhuis gebracht.[2]
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 26 april 2022 Weblink bron “Ongeluk op vliegbasis Leeuwarden was met heftruck op feest” (26 april 2022), NOS
  2. Bronlink geraadpleegd op 25 maart 2023 Weblink bron “'Man die op terras Munster inreed, had psychische problemen'” (Zaterdag 7 april 2018, 16:41), NOS
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be