legitimeren
Uiterlijk
- Geluid: legitimeren (hulp, bestand)
- le·gi·ti·me·ren
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘wettigen’ voor het eerst aangetroffen in 1540 [1]
- afgeleid van het Franse légitimer (met het achtervoegsel -eren) [2] [3]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
legitimeren |
legitimeerde |
gelegitimeerd |
zwak -d | volledig |
legitimeren
- overgankelijk rechtmatig, legitiem maken
- De resolutie van de Veiligheidsraad legitimeert een aanval op het land.
- wederkerend bevestigen dat men de persoon is voor wie men zich uitgeeft
- Voor de controle legitimeert een controleur zich met een pas.
- Het woord legitimeren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "legitimeren" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ "legitimeren" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Wiktionnaire
- ↑ legitimeren op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 11
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Achtervoegsel -eren in het Nederlands
- Zwak werkwoord (-d) in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Niet-samengesteld werkwoord in het Nederlands
- Overgankelijk werkwoord in het Nederlands
- Wederkerend werkwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 99 %
- Prevalentie Vlaanderen 95 %