leeneed
Uiterlijk
- leen·eed
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | leeneed | leeneden |
verkleinwoord |
de leeneed m
- (leenstelsel) eed van trouw die een vazal aflegt aan zijn leenheer
- Het woord leeneed staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "leeneed" herkend door:
26 % | van de Nederlanders; |
35 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 7
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 2 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Samenstelling in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Leenstelsel in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 26 %
- Prevalentie Vlaanderen 35 %