lazert af

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • la·zert af
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
aflazeren

lazert (…) af

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aflazeren
    • Jij lazert af. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aflazeren
    • Hij lazert af. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van aflazeren
    • Lazert af! 

Gangbaarheid