lazert af
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- la·zert af
Woordherkomst en -opbouw
Werkwoord
vervoeging van |
---|
aflazeren |
lazert (…) af
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aflazeren
- Jij lazert af.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aflazeren
- Hij lazert af.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van aflazeren
- Lazert af!
Gangbaarheid
- Het woord 'lazert af' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.