laadboom

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

schip met verschillende witte laadbomen
Uitspraak
Woordafbreking
  • laad·boom
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord laadboom laadbomen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de laadboomm

  1. een draaibare hijs- en takelinstallatie op een boot, bestaande uit een lange paal met touwen en katrollen, waarmee de lading in en uit het ruim gehesen kan worden
Hyperoniemen
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

67 % van de Nederlanders;
67 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen