kronen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- kro·nen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
kronen |
kroonde |
gekroond |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
kronen
- overgankelijk iemand tot koning of koningin maken door hem of haar in een ceremonie een kroon op het hoofd te zetten
- Hij werd op die dag gekroond.
Vertalingen
1. iemand tot koning of koningin maken door hem of haar in een ceremonie een kroon op het hoofd te zetten
Zelfstandig naamwoord
de kronen mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord kroon
Gangbaarheid
- Het woord kronen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "kronen" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 6
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Zwak werkwoord (-d) in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Niet-samengesteld werkwoord in het Nederlands
- Overgankelijk werkwoord in het Nederlands
- Zelfstandignaamwoordsvorm in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 98 %
- Prevalentie Vlaanderen 99 %