krablot

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

krablot
Uitspraak
Woordafbreking
  • krab·lot
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord krablot krabloten
verkleinwoord krablotje krablotjes

Zelfstandig naamwoord

het krabloto

  1. (spel) een biljet waarop één of meer gebieden verborgen zijn achter een ondoorzichtige deklaag
     Een man in uitgerafelde kleren stapt de krantenwinkel binnen. "Een krablotje, alstublieft." Drie sterren: "Gewonnen. Rijk! Ik ben rijk." 50.000 euro is het biljet waard. De winkelier neemt de telefoon en tikt een nummer in. Er volgt geen conversatie, enkel vier woorden: "ik heb een winnaar".[1]
Synoniemen

Gangbaarheid

18 % van de Nederlanders;
69 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink Weblink bron “Centen tellen. "Frauderen is kinderspel"” (26/03/2004), De Standaard
  2. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be