Naar inhoud springen

-erd

Uit WikiWoordenboek
Huidig
bestand
48


  • -erd
enkelvoud meervoud
naamwoord -erd -erds
verkleinwoord

-erd m [2]

  1. persoon die de door de stam genoemde handeling verricht. Vormt mannelijke zelfstandige naamwoorden met een werkwoord als stam.
    • schijten → (schijt) → schijterd. 
  2. persoon met de door de stam genoemde eigenschap. Vormt mannelijke zelfstandige naamwoorden met een bijvoeglijk naamwoord als stam.
    • plomp → plomperd.