koer
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
![]() |
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- koer
Woordherkomst en -opbouw
[A] | enkelvoud | meervoud |
---|---|---|
naamwoord | koer | koeren |
verkleinwoord | koertje | koertjes |
Zelfstandig naamwoord
[A] koer m
- verhard terrein voor, achter of in een huis
- (figuurlijk) plaats waar de toiletten zijn
Hyponiemen
[B] | enkelvoud | meervoud |
---|---|---|
naamwoord | koer | koeren |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
[B] koer m
- wachter die vanuit een toren vijandelijke bewegingen moet signaleren
Synoniemen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
koeren |
koer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van koeren
- Ik koer.
- gebiedende wijs van koeren
- Koer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van koeren
- Koer je?
Gangbaarheid
- Het woord koer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "koer" herkend door:
62 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[5] |
Verwijzingen
Estisch
Uitspraak
Zelfstandig naamwoord
koer
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 4
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 1 lettergreep in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Figuurlijk in het Nederlands
- Werkwoordsvorm in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 62 %
- Prevalentie Vlaanderen 97 %
- Woorden in het Estisch
- Woorden in het Estisch met audioweergave
- Zelfstandig naamwoord in het Estisch
- Roofdieren in het Estisch
- Zoogdieren in het Estisch