knecht

Uit WikiWoordenboek
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • knecht
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘bediende’ voor het eerst aangetroffen in 1240 [1]
  • [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord knecht knechten
knechts
verkleinwoord knechtje knechtjes

Zelfstandig naamwoord

knecht m

  1. (beroep) iemand die in dienst is van met name een boer
  2. (wielrennen) wielrenner van een wielerploeg die de kopman helpt om te winnen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
knechten

knecht

  1. enkelvoud tegenwoordige tijd van knechten
  2. gebiedende wijs van knechten

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen