klonen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • klo·nen
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
klonen
kloonde
gekloond
zwak -d volledig

Werkwoord

klonen

  1. (biologie) een identieke kopie van een levend wezen maken
Synoniemen
Vertalingen

Zelfstandig naamwoord

de klonenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord kloon

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be


Deens

Uitspraak
Woordafbreking
  • klo·nen
Naar frequentie 32285

Zelfstandig naamwoord

klonen

  1. nominatief bepaald gemeenschappelijk geslacht enkelvoud van klon