kirkebyggeri

Uit WikiWoordenboek

Deens

Uitspraak
Woordafbreking
  • kir·ke·byg·ge·ri
Woordherkomst en -opbouw
  • Samenstelling van de Deense zelfstandige naamwoorden kirke en byggeri met het achtervoegsel -eri
Naar frequentie zeldzaam
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   kirkebyggeri     kirkebyggeriet     kirkebyggerier     kirkebyggerierne  
genitief   kirkebyggeris     kirkebyggeriets     kirkebyggeriers     kirkebyggeriernes  

Zelfstandig naamwoord

kirkebyggeri, o

  1. (bouwkunde), (religie) kerkenbouw
Verwante begrippen

Verwijzingen