kazakdraaier
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ka·zak·draai·er
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kazakdraaier | kazakdraaiers |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de kazakdraaier m
- iemand zonder een eigen mening
- Weinig professoren duiken zo nadrukkelijk op in het maatschappelijk debat als Roger Blanpain. De professor arbeidsrecht van de KULeuven heeft zijn memoires neergeschreven. 'Het moest nu. Ik ben 76 en op weg naar de eeuwige jachtvelden.' Een professor moet altijd zijn mening zeggen. Dat is zijn motto. Koppig, tegendraads, ouwe zot, vakbondsvijand, kazakdraaier: er zijn hem veel eigenschappen toegedicht, fraaie en minder fraaie. [2]
- - ‘'t En is maar te knikken’, sprak de stoker, ‘de Minister wil in geen geval den brouwer aanstellen. Hij moet een gezet en ervaren man hebben, beweert hij, en ik kan hem geen ongelijk geven. Ik heb natuurlijk aan u gedacht en ik heb bij mezelf gezeid: de pachter kan even goed als wie ook in den raad over eene meerderheid beschikken
- als hij Pessemier en zijne vrienden laat varen, zullen de drie leden der Mollenpartij in zijn schuitje springen. Wie zou 't niet doen?’
- ‘Dan word ik een kazakdraaier?’ zei de Rijke.
- ‘Neen, dan wordt ge burgemeester’, zei Demol. [3]
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord kazakdraaier staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "kazakdraaier" herkend door:
23 % | van de Nederlanders; |
82 % | van de Vlamingen.[4] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ De Standaard 11 OKTOBER 2008 (ty) BLANPAIN IN VIER STELLINGEN
- ↑ Isidoor Teirlinck (1918)– [tijdschrift] De Gids De leemen torens Kronijk van twee steden
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be