jihad

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ji·had
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Arabisch, in de betekenis van ‘heilige oorlog’ voor het eerst aangetroffen in 1907 [1]
  • Leenwoord uit het Arabisch jihād (strijd) [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord jihad jihads
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de jihadm

  1. religieuze inspanning bij de moslim
  2. een heilige oorlog van moslims tegen niet-moslims
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

89 % van de Nederlanders;
86 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen