informateur
Uiterlijk
- Geluid: informateur (hulp, bestand)
- in·for·ma·teur
- Naamwoord van handeling van informeren met het achtervoegsel -ateur[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | informateur | informateurs |
verkleinwoord | informateurtje | informateurtjes |
de informateur m
- (beroep) iemand die informeert (informatie vergaart en verstrekt)
- (politiek) iemand die na de Tweede Kamerverkiezingen onderzoekt of een kabinetsformateur met een bepaalde opdracht kans van slagen zou hebben
- mannelijke vorm van informatrice
- Het woord informateur staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "informateur" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 11
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Achtervoegsel -ateur in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Beroep in het Nederlands
- Politiek in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 100 %
- Prevalentie Vlaanderen 98 %