immonde

Uit WikiWoordenboek

Frans

Uitspraak
Woordherkomst en -opbouw
Uit het Latijn immundus 'onrein, onzuiver' (lett. 'niet van deze wereld').
  enkelvoud meervoud
  mannelijk   immonde immondes
  vrouwelijk    


Woordafbreking
  • im·mon·de

Bijvoeglijk naamwoord

immonde

  1. (religie) onrein, onzuiver
    «Le pourceau était déclaré immonde par la loi des juifs.»
    Het varken werd door de Joodse wet onrein verklaard.
  2. walgelijk, schunnig
    «— Comment trouvez-vous mon invité ? Et lui, s’apercevant pour la première fois que Forcheville qu’il connaissait depuis longtemps pouvait plaire à une femme et était assez bel homme, avait répondu : « Immonde ! »»
    - Hoe vindt U mijn gast?. En hij, die voor het eerst opmerkte dat Forcheville die hij al lang kende, zowel een vrouw alsook een best wel knappe man kon behagen, had toen geantwoord: „Walgelijk !”[1]

Verwijzingen

  1. Marcel Proust. 1913. Un amour de Swann.