image

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ima·ge
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘voorstellingsbeeld’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1963 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord image images
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

het imageo

  1. het beeld dat van een persoon of instelling bestaat
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

88 % van de Nederlanders;
74 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen


Engels

Uitspraak
enkelvoud meervoud
image images

Zelfstandig naamwoord

image

  1. afbeelding


Frans

Uitspraak
enkelvoud meervoud
zonder lidwoord met lidwoord zonder lidwoord met lidwoord
  image     l'image     images     les images  

Zelfstandig naamwoord

image v

  1. afbeelding