ijshockeytrainer

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ijs·hoc·key·trai·ner
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord ijshockeytrainer ijshockeytrainers
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de ijshockeytrainerm

  1. (beroep) (sport) oefenmeester van ijshockeyers en ijshockeyteams
     Een opstootje in de catacomben van de Kuip na de wedstrijd Feyenoord - PSV was deze week groot nieuws in ons kikkerlandje. De veroorzaker van het opstootje werd drie wedstrijden geschorst en daarmee lijkt de kous af. In Canada pakken ze dat toch iets anders aan: daar gaat een ijshockeytrainer 15 dagen de cel in voor het pootje haken van twee tegenstanders van zijn team.[1]
     De beroemde Russische ijshockeytrainer Viktor Tichonov is op 84-jarige leeftijd in zijn woonplaats Moskou overleden. Dat heeft de nationale ijshockeybond van Rusland vandaag laten weten.[2]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 17 oktober 2022 Weblink bron
    NOS Nieuws
    “IJshockeytrainer 15 dagen de cel in voor pootje haken junioren” (Donderdag 28 februari 2013, 12:25), NOS
  2. Bronlink geraadpleegd op 17 oktober 2022 Weblink bron “Beroemde ijshockeytrainer Tichonov overleden” (24-11-2014), Tubantia