huwelijksgemeenschap

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  huwelijksgemeenschap    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• hu·we·lijks·ge·meen·schap

Woordherkomst en -opbouw

• samenstelling van  huwelijk  en  gemeenschap  met het invoegsel -s- 

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	huwelijksgemeenschap	huwelijksgemeenschappen
verkleinwoord	-	-

Zelfstandig naamwoord

huwelijksgemeenschap v

1. de gezamenlijkheid binnen een huwelijk bijv. van goederen
2. (seksualiteit) seksuele omgang binnen het huwelijk, geslachtsgemeenschap

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.

Gangbaarheid

• Het woord huwelijksgemeenschap staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.