huwelijkscontract

Nederlands

Huwelijkscontract van Filips de Schone en Johanna van Castilië

Uitspraak

• Geluid:  huwelijkscontract    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• hu·we·lijks·con·tract

Woordherkomst en -opbouw

• samenstelling van  huwelijk zn  en  contract zn  met het invoegsel -s- 

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	huwelijkscontract	huwelijkscontracten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

huwelijkscontract o

1. officieel stuk waarin de vermogenspositie van beide huwelijkspartners wordt geregeld

   • Van het huwelijkscontract dat de BN’er zijn nieuwe liefde gaat voorleggen, spat de romantiek niet af. Gordon schermt zijn bezit zorgvuldig af. Ook uit de deelnemersovereenkomst van producent Talpa blijkt dat de kandidaten het maar voor een ding hoeven te doen: liefde. Want financieel houden ze er niets aan over. 

2. officiële bevestiging dat men getrouwd is

   • Onder de nieuwe wetgeving wordt het voor religieuze leiders mogelijk huwelijkscontracten te tekenen en kinderen te trouwen. Volgens tegenstanders betekent dat in bepaalde religieuze kringen kinderen vanaf negen jaar getrouwd mogen worden. 

Synoniemen

• [1] huwelijkse voorwaarden
• [2] huwelijksovereenkomst

Vertalingen

    1. officieel stuk waarin de vermogenspositie van beide huwelijkspartners wordt geregeld   

Engels: marital property agreement (en), marriage contract (en), marriage articles (en)

Gangbaarheid

• Het woord huwelijkscontract staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.