hoestaanval

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • hoest·aan·val
enkelvoud meervoud
naamwoord hoestaanval hoestaanvallen
verkleinwoord hoestaanvalletje hoestaanvalletjes
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

de hoestaanvalm

  1. (medisch) het plotseling, luid en veelvuldig moeten hoesten
     We keken tv, we keken naar films en als hij zich weer eens door de zoveelste hoestaanval heen worstelde en de snotterfase die daarna kwam waarbij hij allemaal aaah’s en oooh’s uitstootte, zette ik ongemerkt het geluid wat harder zodat we ondanks alle herrie toch konden horen wat er werd gezegd.[1]
     "Is dat je nichtje of een buurmeisje?", vroeg Lars kreunend, een nieuwe hoestaanval onderdrukkend. "Floortje is ons halfzusje." Achter Sanne zag Lars nu de jongen met wie hij haar al zo vaak in de zwarte Volvo had gezien. "Ons", dacht Lars. Dat vermeende vriendje was dus haar broer! Hij was jaloers geweest op een jongen die haar broer was.[2]
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Johan Harstad (vert. Edith Koenders en Paula Stevens)
    “Max, Mischa & het Tet-offensief” (2017), Podium op Wikipedia, ISBN 9789057598500
  2. Bronlink geraadpleegd op 13 februari 2022 Weblink bron
    Coen Simon
    “De mythe van Pulgrum (9)” (23 april 2011), Het Parool