hoestaanval
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: hoestaanval (hulp, bestand)
Woordafbreking
- hoest·aan·val
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | hoestaanval | hoestaanvallen |
verkleinwoord | hoestaanvalletje | hoestaanvalletjes |
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van hoest zn en aanval zn
Zelfstandig naamwoord
de hoestaanval m
- (medisch) het plotseling, luid en veelvuldig moeten hoesten
- ▸ We keken tv, we keken naar films en als hij zich weer eens door de zoveelste hoestaanval heen worstelde en de snotterfase die daarna kwam waarbij hij allemaal aaah’s en oooh’s uitstootte, zette ik ongemerkt het geluid wat harder zodat we ondanks alle herrie toch konden horen wat er werd gezegd.[1]
- ▸ "Is dat je nichtje of een buurmeisje?", vroeg Lars kreunend, een nieuwe hoestaanval onderdrukkend. "Floortje is ons halfzusje." Achter Sanne zag Lars nu de jongen met wie hij haar al zo vaak in de zwarte Volvo had gezien. "Ons", dacht Lars. Dat vermeende vriendje was dus haar broer! Hij was jaloers geweest op een jongen die haar broer was.[2]
Synoniemen
Vertalingen
1. het plotseling, luid en veelvuldig moeten hoesten
Gangbaarheid
- Het woord hoestaanval staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Johan Harstad (vert. Edith Koenders en Paula Stevens)“Max, Mischa & het Tet-offensief” (2017), Podium , ISBN 9789057598500
- ↑ Weblink bron Coen Simon“De mythe van Pulgrum (9)” (23 april 2011), Het Parool