herfstkampioen
Uiterlijk
- Geluid: herfstkampioen (hulp, bestand)
- IPA: / ˈhɛrəfstˌkɑmpiˌjun / (4 of 5 lettergrepen)
- herfst·kam·pi·oen
- samenstelling van herfst zn en kampioen zn , omdat er in veel sporten geen competitie is tijdens de zomer en winter en de wedstrijden in eerste helft van de competitie hoofdzakelijk tijdens de herfst worden gespeeld
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | herfstkampioen | herfstkampioenen |
verkleinwoord | herfstkampioentje | herfstkampioentjes |
de herfstkampioen m
- (sport) leider van het klassement op de helft van de competitie (als in principe alle ploegen een keer tegen elkaar hebben gespeeld)
- ▸ Feyenoord heeft na veertien speelrondes drie punten voorsprong op Ajax en PSV. "Herfstkampioen, winterkampioen, de herfst gaat over in de winter en dan hebben we nog niet gespeeld", aldus Slot. "Het zal allemaal wel. We hebben gedaan wat we konden."[1]
- ▸ Misschien wel om die reden bedient de website van FC Utrecht hem in de aanloop naar het zondagse treffen met herfstkampioen Feyenoord op zijn wenken. Een willekeurige greep uit de statistieken over de ontmoeting tussen Toornstra's oude en huidige werkgever.[2]
- Het woord herfstkampioen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Weblink bron “Feyenoord-coach Slot: „Herfstkampioen, winterkampioen, het zal allemaal wel“” (13 november 2022), NOS
- ↑ Weblink bron Luuk Blijboom“Toornstra wil statistieken logenstraffen: 'Al acht jaar niet van Feyenoord verloren'” (7 januari 2023), NOS
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 14
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 4 of 5 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Samenstelling in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Sport in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal