Naar inhoud springen

hausse

Uit WikiWoordenboek
  • haus·se
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘het rijzen van prijzen, opleving’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1847 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord hausse hausses
verkleinwoord

hausse v

  1. het overspannen hoogtepunt in een conjunctuur, het hoogtepunt in een periode van economische groei.
68 % van de Nederlanders;
51 % van de Vlamingen.[2]