hank
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- hank
Woordherkomst en -opbouw
- Zuid-Nederlands voor legplank
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | hank | |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de hank m
- een plank tegen de muur, om iets op te zetten
- (waterbeheer) dode rivierarm
Synoniemen
Verwante begrippen
- [1] rek
Gangbaarheid
- Het woord 'hank' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.