handelspartner
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- han·dels·part·ner
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van handel en partner met het invoegsel -s-
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | handelspartner | handelspartners |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
handelspartner m
- (handel) iemand met wie men handelsbetrekkingen onderhoudt
Gangbaarheid
- Het woord handelspartner staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.